
Soort project:
IWT-project
Duurtijd:
01/10/2011 - 01/10/2015
Partners:
Proefcentrum voor de Groenteteelt Kruishoutem i.s.m. Proefstation voor de Groenteteelt Sint-Katelijne-Waver, Inagro, Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek en Katholieke Universiteit Leuven
Vlaamse prei- en kooltelers worden de laatste jaren overhand geconfronteerd met bacterieziekten veroorzaakt door Xanthomonas en Pseudomonas. De bacteriële aantasting door Xanthomonas campestris pv. campestris (zwartnervigheid van kool) en Pseudomonas syringae pv. porri (bacteriebrand van prei) zijn niet nieuw maar bijkomend worden bladvlekkensymptomen vastgesteld die wijzen op aantastingen door Xanthomonas campestris pv. armoraciae en Pseudomonas syringae pv. maculicola op kool en wordt op prei bladrotting aangetroffen die wordt veroorzaakt door Pseudomonas fluorescens. In september 2010 werden de gemiddelde verliezen aan de bloemkooloogst geschat op 25%. In september en oktober 2010 was een koolperceel zonder aantastingen van bacterieziekte een rariteit in Oost- en West-Vlaanderen.
Met uitzondering van Pseudomonas fluorescens is het van de andere genoemde fytopathogene bacteriën gekend dat ze als zaadbesmetting kunnen worden ingesleept. Jonge planten tijdens de opkweekfase zijn heel vatbaar voor besmetting. Bovendien is de densiteit van zaailingen (prei) of perspot- en trayplanten (kool) (zaaibed prei ongeveer 850 planten/m², opkweek kolen tot 280 planten per tray) heel hoog. De opkweekomstandigheden (hoge relatieve vochtigheid en beregening) zijn doorgaans heel bevorderlijk voor verspreiding. Een insleep op een opkweekbedrijf zal bijgevolg snel uitbreiden. Insleep op de plantenkwekerij of op het opkweekbed is beslist een wezenlijke bron van bacterieziekte op het productieveld.
Terwijl de meeste plantschadelijke schimmels van kool en prei met gewasbeschermingsmiddelen goed kunnen worden bestreden, is dit niet het geval voor fytopathogene bacteriën. De doelstellingen van het project zijn daarom het aanbrengen van evidenties over de insleep van bacteriële fytopathogenen in de opkweek van kool en prei en het ontwikkelen van een (beheers)strategie om besmetting en verspreiding ervan te verhinderen. Inzicht in de bacteriële fytopathogenen die op de productievelden en ook in de opkweek van de jonge planten aanwezig zijn, zal ons informatie verschaffen om in preventiestrategieën te worden vertaald.
Het project is gebouwd op 5 pijlers. De eerste pijler is de éénduidige inventarisatie van de bacteriële problematiek op de kool- en preibedrijven. Dit impliceert monitoring, bemonstering en symptoomdiagnose. De verschillende praktijkcentra die in het project deelnemen zullen prei- en koolplanten met symptomen van bacterieziekten verzamelen en de aanzet geven in het diagnostisch onderzoek. Na het uitvoeren van sleuteltesten worden Xanthomonas en Pseudomonas isolaten moleculair afgetoetst in het ILVO. De diversiteit in de bekomen cultuurcollecties van de verschillende bacteriën wordt ook genomisch geanalyseerd om de mate van verwantschap en zo mogelijk een verwijzing naar de mogelijke insleep te verkrijgen. De tweede pijler is het screenen, optimaliseren en valideren van microbiologische en moleculaire detectiemethoden voor het opsporen van Xanthomonas campestris pv. campestris en Pseudomonas syringae pv. porri. De gevalideerde detectiemethoden worden geëxploiteerd om latente infecties en besmettingen van Xanthomonas campestris pv. campestris en Pseudomonas syringae pv. porri op de opkweekbedrijven en opkweeksystemen in kaart te brengen. In de derde pijler worden kritische factoren voor de besmetting van Xanthomonas campestris pv. campestris en Pseudomonas syringae pv. porri tijdens de opkweek bepaald. In de vierde pijler zal de beheersing van Xanthomonas campestris pv. campestris en Pseudomonas syringae pv. porri met bacteriofagen onderzocht worden. Dit is een innovatieve en alternatieve piste waarbij zowel bestaande preparaten worden geëvalueerd als actief op zoek wordt gegaan naar fagen op de kool- en preiplanten. De laatste, maar niet minder belangrijke pijler, is het uitwerken van een beheersstrategie, die enerzijds maatregelen zal bevatten om de insleep van de vastgestelde bacteriële fytopathogenen te vermijden en anderzijds om de besmetting te beheersen indien ze toch aanwezig zou zijn. De kritische punten voor insleep en strategieën voor het beheersen van besmetting zullen opgelijst worden en aan alle plantenkwekers en opkweekbedrijven kenbaar gemaakt worden.