Met de komst van het nieuwe Mestdecreet in 2011, beloofde de Vlaamse Overheid een flankerend beleid dat de tuinbouwers mee moet ondersteunen. Eén van die maatregelen was de oprichting van het Coördinatiecentrum Voorlichting en Begeleiding duurzame Bemesting of kortweg CVBB midden 2011. De bedoeling van het CVBB is Vlaamse land- en tuinbouwbedrijven te helpen voldoen aan de streefwaarden voor het nitraatresidu en/of aanrijking door nitraat in oppervlaktewater en grondwater te minimaliseren. Het CVBB is dan ook samengesteld uit vertegenwoordigers van praktijkcentra onder leiding van de algemene coördinator Dirk Coomans. CVBB heeft eigen website: www.cvbb.be
De drie pijlers waarrond het CVBB werkt zijn:
1. Waterkwaliteitsgroepen
Sinds de uitvaardiging van de Nitraatrichtlijn in 1991 legt Europa zijn lidstaten op om de waterverontreiniging met nitraten en fosfaten stelselmatig te verminderen. Momenteel ligt de focus op de nitraatconcentratie van oppervlaktewater waarbij gestreefd wordt naar een maximale concentratie van 50 milligram per liter. De impact van de Vlaamse land- en tuinbouw op de waterkwaliteit wordt nagegaan aan de hand van een netwerk van 778 MAP-meetpunten. Op deze punten controleert de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) maandelijks het nitraatgehalte in het oppervlaktewater. MAP-meetpunten zijn een barometer voor de toestand in het geheel van de Vlaamse waterlopen, waarmee Europa de vooruitgang in het Vlaamse grondgebied beoordeelt. Een MAP-meetpunt kleurt groen wanneer geen overschrijdingen van de nitraat-richtlijn worden vastgesteld gedurende een meetjaar. Wordt de nitraatconcentratie van 50 mg/l tijdens een meetjaar overschreden, dan kleurt het MAP-meetpunt rood. In het meetjaar 2012-2013 waren nog 26,6% van de MAP-meetpunten rood. Tegen 2018 moet 95% van de meetpunten groen zijn.
FIGUUR 1: EVOLUTIE VAN HET AANDEEL RODE MAP-MEETPUNTEN IN VERGELIJKING MET DE DOELSTELLING
Het CVBB heeft tot taak het aantal rode MAP-meetpunten drastisch terug te schroeven. Om dit te bereiken gaat het CVBB zeer gebiedsgericht te werk. Medewerkers gaan maandelijks ter plekke en bemonsteren de afstroomgebieden van de rode MAP-meetpunten. Het meetnet van het CVBB is dan ook veel uitgebreider dan dit van de VMM waar enkel het MAP-meetpunt bemonsterd wordt. Via deze uitgebreide staalnamecampagnes is het CVBB erin geslaagd meer zicht te krijgen op de oorzaken van de overschrijdingen van de MAP-meetpunten. In heel wat gebieden is de overschrijding toe te schrijven door aanrijking vanaf verschillende percelen of bedrijven. In zo’n gevallen worden zogenaamde “Waterkwaliteitsgroepen” opgericht. Aan de hand van de verzamelde gegevens starten de praktijkcentra waterkwaliteitsgroepen rond de verschillende MAP-meetpunten. Alle land- en tuinbouwers die effectief met hun percelen of bedrijven afwateren naar het MAP-meetpunt worden samengebracht. Tijdens die vergaderingen bespreken ze de evolutie van de verschillende nitraatmetingen en gaan ze op zoek naar oorzaken en mogelijke oplossingen.
2. Individuele begeleiding van land- en tuinbouwers.
Elke Vlaamse land- en tuinbouwer maakt jaarlijks aanspraak op 1 begeleidingspakket van het CVBB. Zo’n pakket heeft tot doel land- en tuinbouwbedrijven te helpen voldoen aan de nitraatrichtlijnen opgenomen in MAP4. Meer informatie vindt U bij “Begeleidingsmogelijkheden CVBB 2014”.
3. Referentiepercelen
In mei 2012 werden verschillende groente- en akkerbouw percelen uitgezocht om deel uit te maken van een netwerk van referentiepercelen verspreid over alle provincies en landbouwstreken. Voor groenten gaat het ondermeer over: prei, bloemkool, witte selder, alternatieve sla, courgettes, spinazie, … . Dit netwerk werd opgestart omdat een hoog nitraatresidu vaak wordt toegeschreven aan de weersomstandigheden of omdat sommige gewassen nu eenmaal moeilijk te telen zijn met een laag nitraatresidu. Het gemiddeld nitraatresidu van een bepaalde teelt kan dan als instrument gebruikt worden om het nitraatresidu op andere percelen beter te beoordelen. Uiteraard moeten de referentiepercelen wel volgens correcte bemestings- en landbouwpraktijken bemest worden. Op die manier kunnen onvoorspelbare klimaatsinvloeden uitgeschakeld worden in de beoordeling. In de komende jaren zal het systeem uitgetest worden in Vlaanderen, hopelijk kan het principe nadien opgenomen worden in het beleid.