
Soort project:
VLM-project
Duurtijd:
01/09/2012 - 30/06/2014
Partners:
Universiteit Gent i.s.m. Instituut voor Landbouw – en Visserijonderzoek, Proefstation voor de Groenteteelt Sint-Katelijne-Waver, Inagro, Provinciaal Proefcentrum voor de Groenteteelt Oost-Vlaanderen en Bodemkundige Dienst van België
Volledige titel
Onderzoek naar het beheer van oogstresten bij vollegrondsgroenten en mogelijkheden van vanggewassen en teeltrotaties met het oog op de waterkwaliteitsdoelstellingen van het actieprogramma 2011 – 2014 (MAP 4)
Na de oogst van vollegrondsgroenten blijft er vaak een grote hoeveelheid biomassa achter op het veld. Deze oogstresten worden meestal gekenmerkt door een lage C/N – verhouding. Dit betekent dat na het onderwerken van de oogstresten op korte termijn grote hoeveelheden stikstof vrijgezet worden. Indien er geen nateelt of groenbemester volgt, gaat dit gepaard gaan met hoge stikstofverliezen. Deze vormen een belangrijke bedreiging voor het behalen van de waterkwaliteitsdoelstellingen zoals opgelegd in MAP IV. Anderzijds fungeren oogstresten als een cruciaal element in de opbouw en behoud van het organische stofgehalte in de bodem en het sluiten van de nutriëntenbalans.
Het doel van dit project is het zoeken naar de best beschikbare techniek voor het beheer van oogstresten. Een onderscheid wordt gemaakt tussen twee verschillende strategieën, met name afvoeren van oogstresten gevolgd door een nuttig gebruik, of op het veld achterlaten van de oogstresten, al of niet gevolgd door een behandeling. Voor beide strategieën zijn zowel een praktische als economische afwegingen opgesteld.
Voor het eerste luik is in de eerste plaats gekeken naar de praktische haalbaarheid voor het afvoeren van oogstresten. Vervolgens zijn compostering – en inkuilproeven aangelegd op het ILVO om het potentieel van oogstresten als veevoeding of compost te onderzoeken.
Voor het tweede luik zijn zowel lange – als korte termijnproeven uitgevoerd. De lange termijnproeven lopen voor een periode van twee jaar. In deze proeven is het potentieel van alternatieve gewasrotaties (combinatie groenten en niet groenten) en de inzet van vanggewassen (raaigras en rogge) geëvalueerd.
Voor de korte termijnproeven ligt de nadruk op de vraag welke behandelingen kunnen toegepast worden indien oogstresten op het veld blijven. Volgende pistes zijn hierbij onderzocht:
- conventioneel inwerken na de oogst (standaardscenario)
- conventioneel inwerken na de oogst gevolgd door inzaai van een winterharde groenbedekker
- oogstresten intact laten op het veld en na de winter inwerken
- bloemkool met onderzaai. Hier wordt de groenbedekker ingezaaid tijdens de teelt zodat deze een voorsprong heeft bij de oogst
- toediening van immobiliserende materialen (graanstro, oogstrest korrelmais en groencompost) voor het inwerken van oogstresten
- oogstresten inwerken in gewenten
- verhoging van de bodemkwaliteit door inwerken oogstresten
Om de telers mee te betrekken, worden er tijdens het laatste projectjaar praktijkproeven uitgevoerd bij de landbouwers zelf. De belangrijkste onderzoekpistes die hier terugkomen zijn het intact laten van oogstresten tot na de winter, toevoeging van immobiliserende materialen (graanstro), onderwerken van oogstresten in gewenten of de combinatie van beide. Via een enquête wordt tenslotte gepolst naar de mening van de telers aangaande de problematiek met oogstresten.