
Soort project:
IWT-project
Duurtijd:
01/11/2014 - 31/10/2016
Partners:
Katholieke Universiteit Leuven campus Geel i.s.m. Instituut voor landbouw- en visserijonderzoek, Proefstation voor de Groenteteelt vzw en Proefcentrum Hoogstraten
De paprikasector in België wordt sinds 2003-2004 geconfronteerd met binnenrot. Binnenrot is het inwendig rotten van paprika’s en wordt overwegend veroorzaakt door schimmels van het FLASC (Fusarium lactis species complex). Ook Fusarium oxysporum of Fusarium proliferatum kunnen aanleiding geven tot binnenrot. De aangetaste vruchten worden gekenmerkt door vruchtwandnecrose en/of witgrijze myceliumgroei op de zaden. In een later stadium ontstaan er ingezonken bruine lessies aan de buitenkant van de vrucht. De infectie van de vruchten door de schimmel vindt reeds plaats in het bloemstadium. Symptomen treden echter pas op wanneer de vruchten afrijpen. De ontwikkeling van de schimmel in de vrucht wordt dus gekenmerkt door een latente en actieve fase. Het moment waarop de schimmel overgaat naar deze actieve fase is gesitueerd op het einde van de vruchtontwikkeling en ligt met andere woorden rond het oogsttijdstip van de vruchten. Door dit laat zichtbaar worden van infectie kan het voorkomen dat aangetaste vruchten pas zichtbaar worden in het handelskanaal. Hierdoor kan de kwaliteitsgarantie van de Belgische paprikamarkt in diskrediet gebracht worden. Een efficiënte aanpak van deze ziekte is dan ook essentieel.
De laatste jaren is er al onderzoek uitgevoerd naar de epidemiologie en bestrijding van het pathogeen in België, Canada, Verenigd Koninkrijk en Nederland. In België werd de laatste jaren volop ingezet op onderzoek rond binnenrot. In de periode van 2010 tot 2014 werd door de praktijkcentra, ILVO en KU Leuven naar een beheersmaatregelen gezocht binnen een IWT project. De hoofddoelstelling van dit project was tot het komen van een duurzaam beheersplan voor binnenrot dat afgestemd is op de praktijk. Dit beheersplan is gericht op de preventie van initiële infecties en maatregelen ter reductie van het aantal latente infecties.Ondanks positieve resultaten behaalt in dit onderzoek, ontbreekt er een actief werkplan tegen binnenrot. Met dit nieuwe projectvoorstel willen de projectpartners de voorgaande onderzoeken verder uitdiepen, verbreden en implementeren. Binnen het projectvoorstel wordt ingezet op verschillende aspecten waarbij gestreefd wordt naar een multidisciplinaire beheersing van het binnenrotprobleem bij zowel de telers als in het handelskanaal.
Aangezien niet alle latent geïnfecteerde vruchten overgaan naar een actieve vorm van binnenrot zal binnen een eerste aspect van het onderzoek, ingezoomd worden op deze overgangsfase. De trigger die nodig is om de omschakeling van een latente fase naar een actieve fase te bewerkstelligen is momenteel nog niet gekend. Om dit in kaart te brengen zal de chemische samenstelling van de vruchten nagegaan worden en in bijzonder de veranderingen van de hormonenhuishouding in de vruchtontwikkeling. Deze kennis zal steeds gekaderd worden binnen externe beïnvloeden parameters zoals de plaats in het zetsel, plantleeftijd en licht. Ook de invloed van bewaaromstandigheden zal onderzocht worden. Zo kunnen geconditioneerde atmosferen de overgangsfase van latent naar actief mogelijks beïnvloeden. Een tweede aspect van het onderzoek is gebaseerd op het beperken van het aantal initiële infecties. Significante reducties kunnen bekomen worden door gebruik van commerciële en eigen beschikbare biocontrole isolaten.Om deze producten op een arbeidsvriendelijke en duurzame manier toe te passen zullen verscheidene methodes met elkaar vergeleken worden zoals gewone bespuiting en entomovectoring. Naast het gebruik van biocontrole organismen kunnen initiële infecties ook gereduceerd worden door klimaatsturing. Specifiek zal de invloed van de relatieve vochtigheid verder in kaart gebracht worden. Met behulp van ontvochtigingstechnieken kan een droger kasklimaat gecreëerd worden om zo de stampernatperiode te verkorten en bijgevolg de kans op infectie te verkleinen. In een laatste aspect van het onderzoek wordt een nieuwe techniek uit vorig onderzoek (PSKW 2013) verder uitgewerkt en geoptimaliseerd. Deze techniek houdt in dat na bevochtigen van Fusarium-sporen deze voor een groot deel afgedood worden. De opzet bestaat erin om met verschillende technieken (vernevelen, spuiten) het hele gewas nat te maken en vervolgens te laten opdrogen. Hierdoor wordt de kans op infectie gereduceerd en kan een lager binnenrotpercentage verwezenlijkt worden.